Malletvinger

Wat is een malletvinger?

Je hebt een malletvinger wanneer je het topje van je vinger niet meer kan strekken en hij dus gebogen blijft wanneer je dit probeert. Dit is waarom het soms ook wel eens een “hamervinger” wordt genoemd, omdat het dan de vorm van een hamer heeft.

Hoe kan het ontstaan?

Een malletvinger kan door verschillende dingen ontstaan. Het ontstaat voornamelijk bij het uitoefenen van een sport, bijvoorbeeld bij basketbal, voetbal of volleybal. Hier komt het namelijk vaak voor dat een bal hard op een gestrekte vinger komt.

Doordat de bal met grote druk op de vinger komt, kan de pees in de vinger afscheuren waardoor de vinger blijft hangen. Hierdoor ontstaat dan de vorm van de hamer, ook wel een “malletvinger” of “hamervinger” genoemd.

Een malletvinger kan ook ontstaan door het hard stoten van uw vinger tegen bijvoorbeeld de muur, of tijdens het huishouden. Het verschilt per leeftijd wat uw vinger nog aan kan. Jongeren kunnen meestal wel een stootje hebben en ondervinden minder vaak een malletvinger. Ouderen kunnen het al krijgen als ze hun vinger licht stoten.

Hoe verhelp je een malletvinger?

Het probleem met een malletvinger is dat het nooit uit zichzelf zal helen. Je hebt altijd een hulpstuk nodig voor de genezing.  Dit in de vorm van een vingerspalk. Gelukkig is een vingerspalk niet duur en is het heel makkelijk te gebruiken. Onderaan deze blog hebben onze fysiotherapeuten enkele vingerspalken geplaatst die speciaal voor een malletvinger ontworpen zijn.

Wanneer je een malletvinger hebt en je wilt deze behandelen mag je de desbetreffende vinger absoluut niet buigen wanneer deze heelt. Hiervoor gebruik je dus de vingerspalk. Je hebt deze vingerspalk dag en nacht om gedurende 6 tot 8 weken. Je mag de vingerspalk alleen af doen om de spalk te wassen. Hierbij moet je dan goed opletten dat je je vinger niet buigt wanneer je de spalk wast.

Doordat de vinger niet kan bewegen geef je je vinger de tijd om de pezen weer aan elkaar te laten groeien en het eventuele gebroken bot ook weer aan elkaar te laten groeien. Na 6 tot 8 weken kijk je of je de vinger kunt strekken. Wanneer je dit kan doen, mag je voorzichtig beginnen met oefenen. Na dit punt moet je de vingerspalk nog zeker 2 weken dragen. Alleen met oefenen mag de spalk dan even af.

Wanneer je de vinger niet kan strekken na 6 tot 8 weken dien je de spalk nog zeker 4 weken te dragen. Na deze 4 weken kijk je of je dan al wel je vinger kunt strekken en dan kun je beginnen met het oefenen. Is het na deze tijd nog steeds niet verholpen? Dan verwijst je huisarts je hoogstwaarschijnlijk door naar het ziekenhuis voor een operatie. Dit gebeurt gelukkig niet vaak.

Wat gebeurt er als ik er niets mee doe?

Soms hebben mensen er geen last van dat hun vinger krom staat en kiezen ervoor om dit niet te laten behandelen. Dit is mogelijk en het kan dat je er dan geen last meer van kunt krijgen. Wel bestaat er dan de kans dat het andere deel van je vinger uiteindelijk ook krom gaat staan. Dit wordt ook wel een “zwanenhals” genoemd.

Een zwanenhals kan ervoor zorgen dat je de vinger niet meer goed kan bewegen. Dit kan dan gevolgen hebben tijdens uw dagelijkse bezigheden. Ook kan dit ervoor zorgen dat u uiteindelijk wél een operatie nodig hebt om het te herstellen. Ook is het mogelijk om een vingerspalk te dragen om de pijn te verlichten.